Samen met zijn moeder
loopt hij over het strandje aan de Waddenzee. Hij heeft altijd lawaai in de kop
maar hier, tussen de schelpies en de vissies, ademt hij de rust van de zee.
In zijn hand heeft hij een
blikje met maïskorrels, voor de vissen die hij heeft geadopteerd. Enthousiast haalt
L. de stokjes die hij de zee in gooit. Z'n lach zie je bijna nooit, want ook
die bewaart hij het liefst voor zichzelf.
'Kijk, een zeehond.' Ik
wijs op een bewegende streep.
Hij kijkt door mijn
verrekijker.
'Dat is een mooie,' zegt
hij. De verrekijker, bedoelt hij.
17 mei 2014 – 1171
Geen opmerkingen:
Een reactie posten