Zinnen (die ertoe doen)


De dijk is geen allemansvriend.
De taal kan zichzelf heel goed redden.
Ook een geit heeft recht op een identiteit.
Twee mensen die onafhankelijk dezelfde waarneming hebben: dat is een begin van bewijs.
Eén lentedag maakt nog geen voorjaar.
Dat is het leuke van one-liners: ze zijn vaak niet waar.
Om geluk te vinden moet je geluk hebben.
Martin Bosma’s riedel is te horen op de uitloopgroef. Hij krast.
Wieringen krijgt een abonnement op windstille dagen.
Kluitjesvoetbal is de mooiste sport die ik ken.
De natuur behoeft geen uitleg.
Twee nijlganzen lopen over het kale land. Op hun dooie akkertje.
 
31 dec 2011 – 337

Jaargang

Ik maak mijn gang door het jaar. 336 keer 100 woorden.
Geschreven in de waan van de dag, de bevlieging van de week en de drang van maanden.
Wat bleek? Het was de vorm die mij paste als een vierseizoenenjas. Ik schreef over Wieringen en Wieringers, familie en vreemdelingen, over V. en L., geiten en PVvee, kunstenaars en potsenmakers, ontroering en opvoeding.
De opdracht die ik mijzelf elke keer gaf: er moet ten minste één zin in staan die er toe doet. Dat me dat niet altijd is gelukt vergeef ik mezelf. Want ja, zonder erbarmen kun je niet schrijven.

30 december 2011 - 336

Ontdrommen

Ik zit in de tram en kijk naar drommende mensen.
Voor het kantoor van het Leger des Heils staan daklozen te wachten voor soep en brood. Bij het Van Gogh Museum staan lange rijen toeristen die hun kunsthonger willen stillen.
In winkels verdringen consumenten zich rond de kerstaanbiedingen. In bioscopen klonteren gezinnen samen voor de kassa’s. In overvolle trams proberen reizigers zich staande te houden.
Om te ontdrommen moet ik buiten de geijkte paden wandelen. Naar de Atheneum Boekhandel, voor een nieuw boek. Naar café De Pels, voor een espresso.
In het nieuwe jaar ga ik die paden vaker opzoeken.

29 december 2011 - 335